Donderdag 26 september - Santa Cruz

30 september 2019 - Puerto Ayora, Ecuador

We hebben de eerste volledige dag op Galapagos voor onszelf, althans de ochtend, want tegen half twee worden we naar de haven gebracht. Een afstand van wel 200 meter, maar dat moet hier geregeld worden en dat kun je niet zelf natuurlijk. We lopen ‘s morgens eerst naar het Darwin centre, vlak aan de rand van Puerto Ayora, de hoofdplaats van Santa Cruz. In dit centre ‘kweken’ ze de giant tortuga’s oftewel de reuzenschilpadden. Lonesome George is hier gestorven een paar jaar terug, de laatste schildpad van een subsoort die alleen op Fernandino voortkwam. Er leven in Darwin centre heel veel schilpaddden, van jong tot heel oud. Koddige beesten, traag maar zelfverzekerd scharrelen ze door de tuin en de bakken. Op hun rug een merkteken dat aangeeft van welk eiland ze komen (de eieren wel te verstaan).

In de tuinen er omheen een paar mocking-birds en veel vinken.

Vlakbij is een piepklein strandje waar wat kinderen zwemmen. Talloze krabben en Iguanes houden in de gaten wat er gebeurt. 

Spullen weer wat inplakken en off we go again, om half twee staat er weer een autootje klaar en worden we ingescheept voor een tocht naar Isabela, het veruit grootste eiland van Galapagos met weer een heel eigen karakter. Dat maakt Galapagos wel uniek, het bestaat uit heel veel eilanden die in grootte variëren van heel groot (Isabela is misschien zo groot als de provincies Noord en Zuid Holland samen) tot niet meer dan een rotspunt die net boven water uitsteekt. En die eilanden liggen toch ver uit elkaar. We stappen in een grote speedboot, met een man of 20, die vaart met bijna 50 km/uur in twee uurtjes naar Puerto Villamil, de hoofdplaats van Isabela. Geen fijne rit, de boot stuitert op de golven, je zit dicht opeen gepakt en je kunt geen van verroeren omdat je verplicht een vies, oud en versleten reddingsvest aan moet. Als er iets gebeurt is het ieder voor zich.

Maar het gaat niet verkeerd en eind van de middag meren we aan in Puerto Villamil. Als de Ecuadorianen die hier werken ooit prijzen hebben gewonnen voor vriendelijkheid moet dat lang geleden zijn geweest. En ze hebben een manier bedacht om de tocht iets duurder te maken. 50 meter voor de haven legt de speedboot aan bij een ankerplaats en moet je met een watertaxi verder. Beetje lagen loopplank had volstaan, maar nu betaalt iedereen een dollar, er gaan tien in de taxi en ze varen af en aan. Elke boot volgt dit protocol, als je hier een watertaxi hebt loop je binnen.

Er staat een mannetje te wachten met een bordje met onze naam erop, hij brengt ons naar het hotel. Niet veel soeps, maar een redelijk grote kamer op de eerste verdieping. Ergens op drie meter hoogte zijn aan beide kanten twee felle led-lampen tegen de muur geschroefd. Dat zijn de bedlampjes ook tegelijk, wel zo makkelijk. Gezelligheid kent geen tijd in dit verblijf, tijd om de buurt te verkennen. Het strand is dichtbij en het is nog net een half uurtje licht. Zeeleeuwen maken plezier bij de haven, krabben en iguanes klimmen op de lavarotsen die op het strand liggen. Best wel een groot en lang zandstrand en schoon is het ook wel.

Een heel eind verderop zijn nog twee tekens, een van wat leven, de ander is een kerkhof. Je wordt hier redelijk ver van de bewoonde wereld begraven, of beter gezegd in een betonnen sarcofaag gemetseld. Prentje erop en wat plastic bloemen en je kunt er weer jaren tegenaan...

Voor het diner zijn er vele opties, maar als je de pizza’s weglaat blijft er weinig over. Een tentje springt er wat uit, lijkt gezellig, bediendstertje spreekt Engels en het staat positief beschreven in tripadvisor door wat lijkt een betrouwbare referent.

Alles blijkt uit te komen, eten is goed, voldoende en redelijk geprijsd. Bij alles wat je bestelt op de Galapagoseilanden geldt dat het minimaal 50% duurder is dan op het vasteland en daar zijn de prijzen ook al behoorlijk op Europees nivo, behalve dan misschien de brandstoffen.

Logisch wellicht, Galapagos ligt op 1000 kilometer van het vasteland en heel veel moet hier naar toe gebracht worden.

Het dorpje telt een paar winkels die gezien moeten worden als supermarkt, maar stel je er niet te veel bij voor. Van complete toiletpotten tot haakse slijpers, maar een brood is er niet te krijgen. Wel een biertje. Een flesje kost 3 dollar, komt 50 cent statiegeld bij en je krijgt een handgeschreven bonnetje dat je weer moet inleveren bij dezelfde winkel om statiegeld terug te krijgen. 

This system needs improvement...